Beer advocaten

Echtscheiding en de gevolgen voor de letselschadevergoeding

5 maart 2020 | Aurélie van Dijk

Jaarlijks zien we een toename van het aantal echtscheidingen. De meest recente cijfers laten zien dat ruim 37% van de huwelijken wordt ontbonden.  

 

Wat betekent een echtscheiding voor de ontvangst van een letselschadevergoeding?  

 

Evenals huwelijkse voorwaarden misschien geen leuk onderwerp om over na te denken, maar wel verstandig.  

 

Trouwen in gemeenschap van goederen (of niet)

Sinds 1 januari 2018 geldt de Wet beperkte gemeenschap van goederen. Dit wil zeggen dat voor huwelijken (of een geregistreerd partnerschap) per deze datum geldt dat alle persoonlijke bezittingen en schulden voor het trouwen van de desbetreffende echtgenoot blijven. Bezittingen en schulden ná het trouwen zijn van de echtgenoten samen, dus ook een ontvangen letselschadevergoeding. Voor huwelijken van voor 1 januari 2018 blijft gelden dat in beginsel in algehele gemeenschap van goederen wordt gehuwd. Ofwel, een vergoeding verkregen voor én tijdens dit huwelijk valt in de huwelijksgemeenschap.  

 

In beide situaties kunnen huwelijkse voorwaarden worden opgesteld.  

 

Letselschadevergoeding verknocht?

Om te voorkomen dat de ontvangen letselschadevergoeding bij een echtscheiding moet worden verdeeld, kan een beroep worden gedaan op verknochtheid. In dat geval blijft zij buiten de huwelijksgemeenschap.  

 

Als één van de echtgenoten een letselschadevergoeding ontvangt, is er niet automatisch sprake van verknochtheid in de zin van artikel 1:94 lid 3 BW. Volgens de Hoge Raad (7 december 2012, LJN: BY0957) dienen de omstandigheden van het geval in aanmerking te worden genomen en dient de echtgenoot, die een beroep doet op verknochtheid, te stellen op welke schade de vergoeding betrekking heeft, zodat de rechter de verknochtheid kan toetsen. 

Zo is bijvoorbeeld van belang of de vergoeding ziet op toekomstige schade (Hoge Raad3 november 2006, LJN: AX7805). Gedacht kan worden aan toekomstige schade wegens verlies aan verdienvermogen. Deze inkomsten zouden immers na een echtscheiding ook buiten de boedel vallen. 

Voor smartengeldvergoedingen geldt dat in de regel uit wordt gegaan van verknochtheid (hof Amsterdam 8 april 2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:1514). De vergoeding moet echter wel te identificeren zijn (hof Amsterdam 22 juli 2014 ECLI:NL:GHAMS:2014:6041).

Lumpsumvergoedingen kunnen in dit verband dan ook voor (bewijs)problemen zorgen als de onderliggende schadeposten, zoals bijvoorbeeld het smartengeld en/of de toekomstige schade, onvoldoende zijn onderbouwd en uitgelicht. In ieder geval zou, bij het afspreken van een lumpsumvergoeding, een duidelijk onderscheid moeten worden gemaakt tussen de materiële en de immateriële schade.

Aparte bankrekening en administratie

De bewijslast ten aanzien van de verknochtheid ligt bij de echtgenoot die hierop een beroep doet. Uit jurisprudentie volgt dat pas van verknochtheid uit wordt gegaan alsvoldoende is onderbouwd op welke schadeposten de verkregen voorschotten en slotvergoeding zien. Volgens het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (13 mei 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:4137) moet vaststaan dat de verkregen vergoeding ten tijde van de echtscheiding nog (geheel of gedeeltelijk) aanwezig was. Ofwel, de vergoeding dient op het moment van verdeling van de gemeenschap nog als een afzonderlijk ‘goed’ onderscheiden te kunnen worden. 

Met het oog hierop is het dan ook raadzaam om de letselschadevergoeding (inclusief de verkregen voorschotten) op een aparte rekening te plaatsen en een goede administratie bij te houden. Op deze rekening dient uitsluitend betaalverkeer plaats te vinden in het kader van de geleden en nog te lijden schade. Hiermee kan voorkomen worden dat de verkregen letselschadevergoeding in de gemeenschap valt en in het geval van een echtscheiding verdeeld moet worden.  

 

Amsterdam, 5 maart 2020 

 

Heeft u vragen over dit blog, dan kunt u contact opnemen met de auteur, Aurélie van Dijk. 

Meer blogs