Beer advocaten

Over de gelijkenis tussen het Eiland Lilliput uit Gulliver’s Travels en Nederland als het gaat om compensatie van misdrijfschade

8 februari 2024 | Arlette Schijns

Gisteren las ik mijn zoon voor uit het reisverslag “Gulliver’s Travels”, dat Jonathan Swift in 1726 optekende. Het verhaal gaat over de avonturen die Gulliver beleeft op het eiland van de Lilliputters, een klein maar rechtvaardig volk. Wat schetste mijn verbazing toen ik de volgende passage las, over de manier waarop de Lilliputters de compensatie hebben geregeld voor onschuldige slachtoffers van misdrijven:

Indien de bezittingen van de veroordeelde niet voldoende waren voor de schadeloosstelling van de onschuldige, dan verschafte de koning een aanvulling uit de bezittingen van de kroon.”

Hoe opvallend is de overeenkomst op dat punt tussen Nederland en het rijk van de Lilliputters! Ook in Nederland kennen we het uitgangspunt dat de schade van een slachtoffer van een misdrijf na een strafprocedure vanuit de algemene middelen wordt vergoed, als de dader daartoe zelf niet in staat is. Deze constructie staat bekend als de voorschotregeling.

Toevallig werden deze week de cijfers bekend die de Staat onder de voorschotregeling heeft betaald aan slachtoffers van misdrijven. EenVandaag publiceerde de cijfers en hield een vraaggesprek met mij, zie daarvoor deze link.

De voorschotregeling is voor slachtoffers van gewelds- en zedenmisdrijven belangrijk omdat dit vaak de enige manier is om de geleden schade vergoed te krijgen. Bij fors lichamelijk en geestelijk letsel kunnen slachtoffers vaak niet meer volledig werken en worden zij in hun bestaanszekerheid bedreigd. De aansprakelijke partij (de “dader’) biedt niet of nauwelijks verhaal. De aansprakelijkheidsverzekering van de dader dekt de schade niet, omdat deze met opzet is toegebracht. Ook de tegemoetkoming die het Schadefonds Geweldsmisdrijven biedt, is bij ernstig fysiek en psychisch letsel in de meeste gevallen ontoereikend om de bestaanszekerheid veilig te stellen. Juist om een einde te maken aan dit extra lijden van het slachtoffer, is in 2011 de voorschotregeling ingevoerd. De achterliggende gedachte van toenmalig minister Hirsch Ballin was dat de samenleving moet voorkomen dat slachtoffers hun schade helemaal alleen moeten dragen: ‘Het is de verantwoordelijkheid van de overheid om te voorkomen dat personen die slachtoffer zijn van een ernstig geweldsmisdrijf de schade die zij ten gevolge daarvan hebben geleden, geheel alleen moeten dragen.’ (Kamerstukken I 2007/08, 30143, D, p. 8 (Memorie van Antwoord)).

Nederland en Frankrijk zijn bij mijn weten tot nu toe de enige EU-landen die een dergelijke voorschotregeling kennen. De Europese Commissie wil graag dat alle EU-landen dit voorbeeld gaan volgen. De afgelopen zomer heeft de Europese Commissie een voorstel gedaan tot aanpassing van de Slachtofferrichtlijn, waardoor de lidstaten verplicht worden de schadevergoeding die de strafrechter oplegt, aan het slachtoffer voor te schieten. Dit voorstel tot betaling van een “upfront payment” moet nog worden aangenomen door het Europees Parlement, maar het geeft wel aan hoe belangrijk de Europese Commissie de compensatie van slachtoffers vindt.  

Uit de cijfers blijkt dat het gemiddelde bedrag dat uitgekeerd wordt aan slachtoffers in zeden- en geweldsmisdrijven stijgt. Ik heb daarvoor twee verklaringen. De eerste is dat naar mijn indruk steeds meer strafrechters bereid zijn de civiele claim van een slachtoffer in het strafproces inhoudelijk te beoordelen. Voor 2019 wees de strafrechter deze claims nog veelvuldig door naar zijn civiele collega, omdat deze te ingewikkeld zouden zijn voor de beoordeling in het strafproces. Sinds de Hoge Raad in 2019 in een zogenoemd overzichtsarrest strafrechters heeft opgeroepen vorderingen tot schadevergoeding niet vaker dan nodig is te verwijzen naar de civiele rechter, zie ik een toegenomen bereidheid van strafrechters om deze vorderingen mee te nemen in het strafproces. De uitspraak van de Hoge Raad heeft de rechters erop geattendeerd hoe belangrijk het voor slachtoffers is dat hun schade op een eenvoudige en laagdrempelige manier vergoed te krijgen. De tweede verklaring voor de stijging is een incidentele: in de cijfers van na 2016 is het grote bedrag van ruim 16 miljoen euro meegenomen, dat de strafrechter in de MH17-zaak heeft toegewezen aan de nabestaanden. De MH17-zaak was in dat opzicht een unicum; dergelijke grote schadebedragen komen nauwelijks voor in het Nederlandse strafproces.

De gedachte die de politieke partijen in 2011 hadden bij de invoering van de voorschotregeling, staat wat mij betreft nog steeds overeind. Die gedachte was dat het onacceptabel is dat slachtoffers van ernstige gewelds- en zedenmisdrijven hun schade niet vergoed krijgen. Gelet op het grote bedrag dat nu ten laste komt van de overheid, is de vraag wel gerechtvaardigd of we de compensatie van misdrijfschade niet op een andere manier moeten regelen. Ik heb ervoor gepleit om een deel van de schadelast neer te leggen bij de private verzekeraars. De concrete ideeën daarvoor heb ik in mijn wetenschappelijk onderzoek neergelegd. Dit idee heeft de VVD in haar partijprogramma overgenomen. Als de schadelast deels bij de private markt kan worden neergelegd, is het maximeren van de voorschotregeling een optie. Op die manier wordt de schadelast eerlijker verdeeld tussen de overheid en private partijen, en dus niet alleen op het eiland Lilliput.

Heeft u vragen over dit blog, dan kunt u contact opnemen met de auteur, Arlette Schijns.