Beer advocaten

De Mallorcazaak – een academische afslag met praktische gevolgen

5 augustus 2025 | Gerrit Nagel

Kan een recht op smartengeld ontstaan als het slachtoffer zelf nooit zal weten dat het bestaat? Deze vraag stond centraal in een recente uitspraak van de Hoge Raad in de zogeheten Mallorcazaak. [1] De hoogste rechter antwoordde ontkennend: wie direct en blijvend het bewustzijn verliest, heeft geen recht op smartengeld, omdat de vergoeding het leed niet meer kan verzachten. De Hoge Raad trekt hiermee een grens, maar laat de praktijk raden waar die precies ligt.

Wat is er gebeurd?

Carlo werd in 2019 op Mallorca door een groep Hilversumse jongeren mishandeld, waarna hij in coma raakte. Carlo overleed enkele dagen later. Zijn ouders maakten als nabestaanden aanspraak op smartengeld vanwege het leed dat Carlo was aangedaan. Het gerechtshof wees deze vordering toe. 

De Hoge Raad dacht er anders over. Vergoeding van smartengeld is volgens de hoogste rechter bestemd voor het slachtoffer zelf om diens persoonlijke lijden te compenseren. Aangezien Carlo direct na de aanval in coma raakte en daarom zijn eigen leed nooit bewust heeft kunnen ervaren, ontstond er geen recht op smartengeld dat zijn ouders konden opeisen – zo oordeelde de Hoge Raad. Er is volgens de Hoge Raad geen reden voor vergoeding “als de vergoeding niet meer kan dienen om zijn leed te verzachten of hem genoegdoening te verschaffen”.

Kortom: in een situatie waarin het slachtoffer – zoals in deze zaak – direct en blijvend het bewustzijn verliest, ontbreekt volgens de Hoge Raad het persoonlijk ervaren van het leed en daarmee ook de grond voor vergoeding.

Wat betekent dit voor de praktijk?

Met dit arrest introduceert de Hoge Raad in feite de eis dat sprake moet zijn van een bepaald niveau van bewustzijn om voor smartengeld in aanmerking te komen. De Hoge Raad had hier in eerdere uitspraken – zie het Coma-arrest uit 2002 [2] – nog geen kleur over bekend. Vóór Mallorca was het dan ook mogelijk – en gebruikelijk – dat een vriend of familielid namens een comateus slachtoffer aanspraak maakte op smartengeld terwijl dit slachtoffer nog in leven was. Dit smartengeld kwam vervolgens via de erfenis aan diens nabestaanden toe.  

Die lijn wordt door de Hoge Raad nu verlaten; de ‘hoogstpersoonlijke aard’ van de smartengeldvordering zorgt er volgens de Hoge Raad voor dat zulke situaties zich niet (langer) lenen voor compensatie in de vorm van smartengeld.

Over de juridische juistheid van dit oordeel kan en zal ongetwijfeld veel worden geschreven. De vraag die mij bezighoudt, is of de letselschadepraktijk bij deze uitspraak gebaat zal zijn.

Een illustrerend praktijkvoorbeeld

Het probleem voor de praktijk illustreer ik aan de hand van een praktijkvoorbeeld. Als gevolg van een verkeersongeval loopt een dertigjarige vrouw zeer ernstig hersenletsel op. Zij functioneert hierdoor permanent op het niveau van een vijfjarige. Haar familieleden, die haar levenslang zullen verzorgen, maken namens de vrouw aanspraak op smartengeld.

Zou deze vrouw het recht op smartengeld worden ontzegd omdat ze zelf onvoldoende bewust is van haar leed? Natuurlijk niet. Sterker nog: zulk ernstig hersenletsel levert een aanspraak op smartengeld op van de allerhoogste categorie. Oftewel: hoe ernstiger het hersenletsel, hoe groter de aanspraak op smartengeld.

Bij belangenbehartiger noch verzekeraar zal twijfel bestaan dat deze vrouw daar recht op heeft, terwijl zij evenmin als de comateuze Carlo beseft dát zij dit geld ontvangt, laat staan waar dit smartengeld voor bedoeld is.

Dit voorbeeld laat zien dat het onderscheid dat volgens de Hoge Raad moet worden gemaakt aan de hand van het bewustzijnsniveau van het slachtoffer, tot zeer uiteenlopende uitkomsten leidt bij soortgelijke gevallen. Het slachtoffer heeft óf recht op smartengeld in de allerhoogste categorie, óf recht op helemaal niks.

En waar ligt dan precies de grens? Een comapatiënt wordt kennelijk niet als voldoende bewust beschouwd. Wanneer is er dan wel voldoende bewustzijn om leed te ervaren en dus aanspraak te maken op smartengeld? Is dat wanneer de vingers kunnen worden bewogen, of er een spier kan worden vertrokken? Die vraag werd niet beantwoord door de Hoge Raad en is in de praktijk ook niet eenvoudig te beantwoorden: uit onderzoek blijkt dat zelfs bij ogenschijnlijk niet-responsieve comapatiënten soms pijnprikkels kunnen worden gedetecteerd.[3]

Los hiervan lijkt Nederland met dit arrest vooralsnog ook het enige land in Europa die comateuze letselschadeslachtoffers de aanspraak op smartengeld categorisch ontzegt.[4] Dit terwijl in Nederland al gemiddeld lage bedragen aan smartengeld worden toegewezen ten opzichte van bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Frankrijk.

Wat nu?

De praktijk zal het leren: deze ‘bewustzijnsdiscussie’ zal ongetwijfeld vaker gevoerd moeten worden. Dat roept de vraag op of dit een wenselijke ontwikkeling is, zeker in een land waar de smartengeldbedragen al substantieel lager liggen dan in veel andere Europese landen. Bovendien zal deze vraag het schaderegelingstraject compliceren en vertragen, wat – gezien de huidige doorlooptijden – onwenselijk is.

Al met al lijkt de Hoge Raad een academische afslag te hebben genomen die de praktijk niet ten goede komt. Met deze uitspraak wordt de vergoeding van smartengeld bij verminderd bewustzijn plotseling ook een punt van discussie, wat zorgt voor ongelijke uitkomsten voor min of meer gelijke gevallen en een extra belasting voor het schaderegelingstraject. Laten wij hopen dat het niet zo’n vaart zal lopen.

Heeft u vragen over dit blog, dan kunt u contact opnemen met de auteur, Gerrit Nagel.

 

[1] Hoge Raad 8 juli 2025, ECLI:NL:HR:2025:1058.

[2] Hoge Raad 20 september 2002, ECLI:NL:PHR:2002:AE2149 (Coma-arrest, Cornelisse/Lokhorst).

[3] Calabrò, R. S., Naro, A., et al. (2023). Assessment and management of pain/nociception in patients with disorders of consciousness. Frontiers in Systems Neuroscience, 17, 1112206.

[4] Het Franse Cour de Cassation overwoog in 1979 al dat de schadevergoeding niet afhankelijk is van de subjectieve beleving van het slachtoffer. Het Britse House of Lords maakte in West v. Shepard in 1964 uit dat comateuze slachtoffers recht hebben op smartengeld en ook bij onze Duitse buren is het al lange tijd duidelijk dat het ontbreken van bewustzijn niet in de weg staat aan het toekennen van smartengeld. Zie hiervoor o.a. Verheij, A. J. (2002). Vergoeding van immateriële schade wegens aantasting in de persoon.